Wanneer hebt u De Ickabog geschreven, en waarom hebt u besloten het nu uit te brengen?

Ik kreeg het idee voor De Ickabog meer dan tien jaar geleden en heb een groot deel ervan tussen de Harry Potter-boeken door geschreven. Dat heb ik voorgelezen aan mijn twee jongste kinderen, die toen nog heel klein waren. Toen de Harry Potter-reeks verschenen was besloot ik eerst een boek voor volwassenen te publiceren, en zo verdween het nog onvoltooide manuscript van De Ickabog naar zolder. Ik heb het altijd een mooi verhaal gevonden, maar in die jaren kreeg ik het druk met mijn reeks misdaadromans en ging ik het steeds meer beschouwen als iets wat alleen van mijn gezin was. In de tussentijd werd er bij mij thuis vaak over de steden van Steenrijk gepraat, en mijn jongste dochter drong er steeds op aan dat ik het verhaal afmaakte, maar op de een of andere manier kwam het er niet van. En toen begon de Covid-19-pandemie. Ik wist hoe moeilijk het voor jongere kinderen was dat hun leven ineens overhoop werd gegooid, en toen bedacht ik dat er misschien een manier was om de lockdown een klein beetje makkelijker te maken. Dus haalde ik De Ickabog tevoorschijn, herlas het en besefte dat het grootste deel van het verhaal al af was. Nadat ik er wat aan had geschaafd en het helemaal had afgerond, heb ik het voorgelezen aan de allereerste toehoorders van dit verhaal: mijn kinderen, inmiddels tieners. Het verbaasde me hoeveel ze zich er nog van herinnerden. Ze vonden dat ik bepaalde dingen die ze vroeger leuk hadden gevonden er weer in moest zetten, dus dat heb ik gedaan, en ineens had ik een boek!

Ik wilde het verhaal eerst als vervolgverhaal op De Ickabog-website te zetten – gratis, zodat het voor iedereen beschikbaar was. Ook leek het me mooi als het zou worden geïllustreerd door kinderen. Zo konden ze niet alleen (hopelijk) genieten van een nieuw verhaal, maar hadden ze ook iets leuks te doen. We lieten het verhaal vertalen en zetten die vertalingen ook op De Ickabog-websites, zodat zo veel mogelijk kinderen er plezier aan konden beleven.

Mijn royalty’s van het gepubliceerde boek gaan via mijn liefdadigheidsfonds Volant naar organisaties die kwetsbare groepen steunen die extra hard getroffen zijn door corona, in het Verenigd Koninkrijk en daarbuiten.

Waarom hebt u ervoor gekozen een sprookje te schrijven; wat vindt u leuk aan het sprookjesgenre?

Sprookjes en fabels zijn een manier om tijdloze onderwerpen te verkennen. Iedereen begrijpt de kracht van ‘er was eens’ en van in een land verdwijnen dat niet echt bestaat. Ook vind ik het geweldig dat je in alle culturen universele personages tegenkomt. Het boeit me dat mensen, ongeacht de plaats waar ze opgroeien, de wereld op een vergelijkbare manier interpreteren. Onze mythes, archetypes en volksverhalen overstijgen landsgrenzen, en dat is een van de redenen waarom ik ervan hou.

Hoe vond u het om weer voor kinderen te schrijven, iets wat u niet meer had gedaan sinds Harry Potter?

Het was heerlijk om weer voor kinderen te schrijven en de explosie van creativiteit te zien die door de tekenwedstrijd werd losgemaakt. Elke dag verheugde ik me erop te zien wat lezers nu weer hadden ingestuurd, en hun tekeningen bleven me verbluffen en inspireren. Alleen al in het Engelstalig gebied kregen we meer dan 60.000 inzendingen. Door De Ickabog werd ik eraan herinnerd hoezeer ik van interactie met jongere lezers hou. Het is voor mij een geweldige ervaring geweest.

Hebt u De Ickabog als een politieke vertelling bedoeld? Ziet u het als een verhaal voor deze tijd?

Volgens mij is het een tijdloos verhaal. Er zijn altijd Fred de Flinkerds en Baronnen Ter Sluycks geweest, maar gelukkig heb je ook altijd mensen als Bert en Roos! Een van de voornaamste elementen in het verhaal is voor mij dat personages kunnen veranderen, zelfs als ze geen greintje verstand of goedheid lijken te bezitten. Het land Steenrijk krijgt in de loop van het verhaal een paar stevige lessen te leren, terwijl de Ickabog zelf de belichaming is van de mogelijkheid om radicaal te veranderen. Ook al lijkt de situatie hopeloos, de helden blijven geloven dat ze alles nog ten goede kunnen keren, niet alleen voor zichzelf, maar voor het hele land.

In het verhaal roept u levendige beelden op van voedsel: van de verfijnde taarten en pasteitjes die in Soesdijk, de hoofdstad van Steenrijk, worden gemaakt, tot de wonderlijke kazen van Karnhem, de niet bepaald aantrekkelijke koolsoep die wordt geserveerd in het het ‘weeshuis’ van ma Snauw en de vette schapenstoof die de Zomphoekers eten. Welke rol speelt voedsel in het verhaal?

Eten betekent zoveel verschillende dingen: het is noodzaak en plezier, een manier om voor andere mensen te zorgen en de basis van een goede gezondheid. Ik had die voedselproducerende steden al vele jaren voor de lockdown verzonnen, maar grappig genoeg zie je nu dat een heleboel mensen toen ze tijdens de pandemie gedwongen thuiszaten – en natuurlijk bezorgd waren dat er niet genoeg te eten zou zijn – een nieuwe kijk op eten en koken hebben gekregen. Het voedsel in het boek is echt een soort escapisme, waar we volgens mij het afgelopen jaar allemaal behoefte aan hebben gehad.

Hoeveel plezier beleeft u aan het verzinnen van namen van personages zoals Flapoon en Spittleworth [in het Nederlands: Baron van Bulckhoven en Baron ter Sluycks]? Wat is de inspiratiebron van die namen en van de plaatsnamen?

Ik ben dol op namen en besteed er altijd heel veel aandacht aan. In het geval van Spittleworth speelt die naam met het woord spittle, ofwel spuug, en lickspittle, een hielenlikker. Flapoon kwam deels van buffoon, dwaas, en deels van het werkwoord to flap, wat flapperen, maar ook in paniek raken betekent. Hij is een paniekerig personage, heel anders dan Spittleworth, die altijd wel een sluw plannetje bedenkt.

Waar komt de naam ‘Ickabog’ vandaan?

Ickabog komt van de Bijbelse naam Ichabod, wat ‘eerloos’ betekent en soms wordt vertaald als ‘verloren glorie’. In het boek heeft het een dubbele betekenis, omdat eer en glorie voor enige tijd uit het gelukkige koninkrijkje verdwijnen, en de gloriedagen van de Ickabog ook achter hem liggen – althans, dat denkt hij. Als we hem voor het eerst zien, staat hij op het punt om op eerloze wijze wraak te nemen.

Er kwam een geweldige respons op de oproep voor kinderen om het verhaal te illustreren terwijl dat, aflevering voor aflevering, online verscheen, en later mee te doen aan de tekenwedstrijd voor het boek. Heeft dat u verbaasd?

Ik was niet alleen verbaasd over het aantal inzendingen, maar ook over de kwaliteit ervan. Er zaten zoveel schitterende tekeningen bij dat ik blij was dat ik niet in de jury zat, want dan waren er waarschijnlijk wel twintig delen nodig geweest om zoveel mogelijk illustraties te kunnen opnemen.

Ik ben de winnaars, en alle anderen die tekeningen hebben ingestuurd, heel dankbaar dat ze hun talent hebben ingezet voor dit project. Zonder hen was het allemaal niet mogelijk geweest.

U doneert uw royalty’s van het boek aan uw liefdadigheidsfonds Volant, om kwetsbare groepen te ondersteunen die extra hard getroffen zijn door corona, in het Verenigd Koninkrijk en daarbuiten. Naar wie gaat die hulp?

De eerste donaties gaan naar mijn liefdadigheidsfonds Volant om goede doelen te steunen die medische hulp en noodhulp bieden. We willen directe hulp bieden aan degenen die het hardst getroffen zijn.

Toekomstige royalty’s worden later door Volant verdeeld, afhankelijk van de meest nijpende behoeften van dat moment. Ze gaan naar organisaties die gericht zijn op sociaal-maatschappelijke behoeften op de langere termijn, in het Verenigd Koninkrijk en daarbuiten. Ik wil met name hulp bieden aan groepen die zowel door het virus als door de economische schade getroffen zijn.

Hoe beleefde/beleeft u de lockdown? Is het voor u een productieve tijd?

Ik ben tijdens de lockdown heel productief geweest. Als je me verleden jaar had verteld dat ik in 2020 twee boeken zou publiceren, zou ik verbaasd zijn geweest; naast De Ickabog heb ik ook het laatste deel van de Cormoran Strike-serie uitgebracht: Kwaad bloed. Maar zoals iedereen heb ook ik me zorgen gemaakt over mijn dierbaren en over het langetermijneffect van de pandemie. Schrijvers hebben het geluk dat ze in hun fictieve wereld kunnen duiken, maar 2020 is hoe dan ook een vreselijk jaar geweest voor veel mensen, met name voor degenen die iemand hebben verloren, die langdurige gezondheidsproblemen hebben gekregen of die zonder inkomen zitten.

Het online publiceren van De Ickabog heeft me het gevoel gegeven dat ik tenminste iets kon doen om gezinnen met kinderen te helpen die het huis niet uit konden. Laten we hopen dat 2021 een veel beter jaar wordt. Intussen ga ik door met schrijven!