Hoofdstuk 41

Het Plan van mevrouw Boender

‘Moeder,’ zei Bert

Mevrouw Boender zat aan de keukentafel. Ze stopte een gat in Berts trui, maar legde naald en draad af en toe neer om haar ogen te drogen. Door de aanval van de Ickabog op die vrouw in Soesdijk waren weer allerlei vreselijke herinneringen aan de dood van haar man naar boven gekomen en ze had net zitten denken aan de nacht dat ze zijn arme, koude hand had gekust in de Blauwe Salon van het paleis, terwijl de rest van zijn lichaam schuilging onder de Steenrijkse vlag.

‘Moeder, kijk,’ zei Bert met een vreemde stem en hij legde het kleine, van scherpe klauwen voorziene pootje dat hij onder zijn bed had gevonden op tafel.

Mevrouw Boender pakte het en bestudeerde het door de bril die ze droeg als ze iets moest verstellen bij kaarslicht.

‘O, dat is een stuk van dat houten speelgoedbeest dat je vroeger had,’ zei ze. ‘Die kleine Icka...’

Mevrouw Boender maakte de zin niet af. Terwijl ze naar de houten poot staarde, dacht ze aan de monsterlijke afdrukken die zij en Bert eerder op de dag hadden gezien, in de zachte aarde rond het huis van die spoorloos verdwenen oude dame. Die waren veel en veel groter geweest, maar de vorm van de poot was identiek aan die van de speelgoedpoot, net als de schubben, de lange klauwen en de hoek waaronder de tenen stonden.

Verscheidene minuten lang was het enige geluid het gesputter van de kaars, terwijl mevrouw Boender het houten pootje omdraaide in haar trillende vingers.

Het was alsof er plotseling een deur was opengevlogen in haar hoofd, een deur die ze jarenlang krampachtig gebarricadeerd had. Sinds de dood van haar man had mevrouw Boender nooit de minste of geringste twijfel aan het bestaan van de Ickabog bij zichzelf toegelaten. Als loyaal onderdaan van de koning en vertrouwend in Ter Sluycks, had ze geloofd dat iedereen die beweerde dat de Ickabog niet echt was werkelijk een verrader was.

Maar nu kwamen alle ongemakkelijke herinneringen die ze geprobeerd had weg te stoppen plotseling naar boven. Ze herinnerde zich hoe ze de keukenmeid in geuren en kleuren had verteld over de verraderlijke uitspraken van meneer Rondhout en toen gezien had dat Grijpstuiver stiekem stond te luisteren. Ze herinnerde zich hoe snel daarna Roos en haar vader verdwenen waren. Ze herinnerde zich het touwtjespringende meisje, dat een jurk van Roos had aangehad en gezegd had dat haar broertje diezelfde dag een klimtol had gekregen. Ze dacht aan haar hongerlijdende neef Hilbert en het merkwaardige gebrek aan brieven uit het noorden, iets wat ook aan al haar buren was opgevallen. Ze dacht aan de plotselinge verdwijning van freule Eslanda, waar zo veel mensen zich het hoofd over hadden gebroken. Al die voorvallen, en nog honderd andere vreemde gebeurtenissen, kwamen samen in het hoofd van mevrouw Boender terwijl ze naar het houten pootje staarde en vormden een monsterlijke schim die haar veel meer angst aanjoeg dan de Ickabog. Wat was er nou werkelijk met haar man gebeurd in dat moeras, vroeg ze zich af? Waarom had ze niet onder de Steenrijkse vlag mogen kijken toen hij opgebaard lag? De ene gruwelijke gedachte na de andere flitste door haar hoofd en toen mevrouw Boender opkeek, zag ze die vreselijke vermoedens weerspiegeld in het gezicht van haar zoon.

‘De koning weet er niets van,’ fluisterde ze. ‘Hij kán er niets van weten. Hij is een goed mens.’

Zelfs als alles waar ze eerst van overtuigd was geweest nu een leugen bleek, kon mevrouw Boender het toch niet verdragen om niet langer te geloven in de goedheid van koning Fred. Hij was altijd zo aardig geweest tegen haar en Bert.

Mevrouw Boender stond op, met de houten poot in haar hand, en legde Berts half gestopte trui neer.

‘Ik ga naar de koning,’ zei ze, met een vastberadenheid die Bert nog nooit eerder had meegemaakt.

‘Nu?’ zei hij, want het was inmiddels aardedonker buiten.

‘Ja, vanavond nog,’ zei mevrouw Boender, ‘als er een kans is dat die twee baronnen niet bij hem zijn. Hij wil mij vast wel ontvangen. Hij heeft me altijd aardig gevonden.’

‘Dan ga ik ook mee,’ zei Bert, want hij had plotseling een onheilspellend voorgevoel.

‘Nee,’ zei zijn moeder. Ze liep naar Bert, legde haar hand op zijn schouder en keek hem aan. ‘Luister naar me, Bert. Als ik over een uur nog niet terug ben uit het paleis, moet je Soesdijk verlaten. Ga naar het noorden, naar Fustenburg, zoek neef Hilbert op en vertel hem alles.’

‘Maar–’ zei Bert, plotseling angstig.

‘Beloof me dat je gaat als ik over een uur nog niet terug ben,’ zei mevrouw Boender fel.

‘Ja... ja, goed,’ zei Bert, maar de jongen die eerder op de avond had gedroomd van een heldhaftige dood, ook al zou dat zijn moeder nog zo veel verdriet doen, was nu opeens bang. ‘Moeder–’

Ze omhelsde hem even. ‘Je bent een slimme jongen, Bert. Vergeet nooit dat je niet alleen de zoon bent van een banketbakster, maar ook van een soldaat.’

Mevrouw Boender liep vlug naar de deur en trok haar schoenen aan. Na een laatste glimlach naar Bert glipte ze het duister in.

Teken themas

Deze teken themas horen bij dit hoofdstuk

Mevrouw Boender die zit te naaien

Mevrouw Boender die de keuken binnenglipt

Mevrouw Boender achter het gordijn

Doe mee aan de teken wedstrijd!

Alle hoofdstukken

Lees elk hoofdstuk van De Ickabog dat tot nu toe is gepubliceerd.